Onderzoek naar het koninklijke verleden van het Kempisch Domein

Wat deden de Belgische koningen in de Kempen? Tot in de jaren '50 van de vorige eeuw waren grote delen de Kempen nog in bezit van het Koningshuis. Waar bevonden zich die zogenaamde royale gronden?

Kan je nu nog steeds koninklijke sporen zien in het landschap? Wat was het Koninklijk Domein der Kempen en wat blijft daar vandaag nog van over? Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete en erfgoeddienst Stuifzand gaan dit samen met verschillende partners en met de steun van LEADER Provincie Antwerpen onderzoeken.

Volgend jaar delen ze de resultaten in een publicatie en staan een toeristisch aanbod en verschillende plattelandsevents op het programma.

Midden 19de eeuw riep de toen nog prille Belgische Staat op om de droge heidegronden van de Kempen om te zetten in vruchtbare landbouwgrond. Vervolgens streken verschillende rijke investeerders neer in de Kempen.

Eén van hen was niemand minder dan koning Leopold I. Hij kocht grote lappen grond langs de Kempense kanalen in Dessel, Mol, Retie en Geel. “Het koningshuis kocht deze gronden om er aan landbouw, bosbouw, witzandwinning te doen, én om te jagen,” vertelt Kathleen Helsen, gedeputeerde voor Plattelandsbeleid van de provincie Antwerpen.

 “De koninklijke aandacht voor de Kempen had een grote impact op de regio. Veel mensen konden aan de slag op het Koninklijk Domein der Kempen, moderne landbouwtechnieken werden geïntroduceerd en het landschap veranderde ingrijpend.

In de jaren 1950 verkocht het koningshuis de meeste gronden en zette zo nieuwe ontwikkelingen in gang zoals de landbouwvernieuwing op het ‘Kempisch Domein’ en de atoomsite in Mol en Dessel”.

De Koninklijke Kempen in kaart gebracht

Namen als het Prinsenpark (Retie), Koningshoeve (Geel), Koninklijk Paviljoen (Geel) en de Graaf (Retie) verwijzen nog naar de link tussen de Kroon en de Kempen, maar de strafste royale verhalen zijn bij het brede publiek niet gekend.

Met het project ‘De Koninklijke Kempen’ duiken verschillende organisaties het verleden en het huidige landschap in. “Het initiatief van dit project komt van Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete en Erfgoeddienst Stuifzand en wordt gerealiseerd met de steun van LEADER,” zegt Jan De Haes, gedeputeerde van Milieu en Natuur en toerisme voor Provincie Antwerpen. 

“Het project zelf is een samenwerking over de gemeentegrenzen heen en breng expertise uit verschillende hoeken samen. Zo werken de heemkringen uit de regio aan een publicatie, de toeristische diensten aan een wandel- en fietsaanbod en zet Natuurpunt in op de ontsluiting van natuurgebieden. In 2022 stellen we dit geheel voor aan het publiek.”

Werk mee aan De Koninklijke Kempen!

De zoektocht naar sporen, verhalen, foto’s en voorwerpen uit het Kempens koninklijk verleden, leverde al heel wat schatten op. 

“We ontdekten bij toeval in een oude boerderij het originele koninklijk kadaster en logboek, een schat aan informatie” vertelt Danny van der Veken die meeschrijft aan de publicatie. 

“Naast de echte koningsverhalen zijn we ook geïnteresseerd in de verhalen van de landbouwers van het landbouwgebied Kempisch Domein, zowel die van vroeger als vandaag”, vullen Janna Lefevere van erfgoeddienst Stuifzand en Els Oostvogels van RLKGN aan.

“We willen ook heel graag samenwerken met de inwoners, verenigingen en de bedrijven van het gebied. Samen met hen willen we in 2022 events organiseren met een koninklijke touch én gouden randje”.

Alle inwoners van het projectgebied ontvangen de volgende weken een infokrantje en zullen, wanneer dit weer kan, uitgenodigd worden op een info- en brainstormmoment. De infokrantjes kun je ook ophalen in de bibliotheken, erfgoeddiensten en gemeentehuizen van Balen, Dessel, Geel en Mol.

Verdere info vind je op de gloednieuwe website www.koninklijkekempen.be

Foto: V.l.n.r.: Kathleen Helsen (gedeputeerde voor Plattelandsbeleid), Walter Raeymaekers (voorzitter van Heemkring Zeven Neten Retie), Koen Claessens (schepen van Toerisme en Erfgoed in Retie) – Jan De Haes (gedeputeerde voor Toerisme en Milieu en Natuur), Els Oostvogels (Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete) en Janna Lefevere (Stuifzand) stellen het project voor.